In de Volkskrant van 14 januari schrijft Nick een bijzonder artikel over zijn ervaring als iemand die stottert.
Journalist Nick de Jager stottert, nou én? Je kunt stotteren als de vijand beschouwen, maar zo’n speciale eigenschap moet je ook koesteren, vindt De Jager. Goed luisteren en doorzetten leerde hij in elk geval van zijn eigen haperingen. In de Volkskrant van 14 januari schrijft Nick een bijzonder artikel over zijn ervaring als iemand die stottert.
Ik had mijn gouden glitterpak aan en nipte aan mijn bier. 17 jaar oud was ik, het was mijn eerste carnaval in dorpsdiscotheek De Ster in Nieuwkuijk en het was er ramvol. Te midden van die mensenmassa raakte een meisje met haar heup mijn heup aan. En nog een keer. Ze zal zo wel stoppen, dacht ik, tot een andere gedachte me inviel: lagen hier kansen een meisje te versieren?
Met die gedachte kwam ook de paniek. Nu moest ik, in een lawaaierige discotheek, zelf de stap maken. Als stotteraar. ‘H-h-hé-hey, wa-wa-wat zie jij er leuk uit!’, zei ik. ‘Wat?’, vroeg ze, waarna ik nog maar eens herhaalde wat ik zei. Ze bedankte kortaf, en niet veel later was ik terug bij mijn vrienden. Ik durfde de rest van die carnavalsweek nauwelijks nog een meisje aan te spreken.
Mensen zien stotteren vaak als een spraakprobleem, maar voor een stotterend persoon komt de frustratie zelden door het praten zelf. Het is de reactie van de toehoorder waar velen bang voor zijn. Elke nieuwe ontmoeting in het leven voelt als een wedstrijd waarbij je al direct 1-0 achter staat.
Lees het gehele artikel is te lezen onder ‘Informatiebronnen’
Een positief artikel maar het commentaar van een spraakwetenschapper die 'uitleg' geeft was wat mij betreft onnodig. "Er is weinig onderzoek naar die omgekeerde ontwikkeling gedaan. Maar volgens de modellen van Van Lieshout is het waarschijnlijk dat mensen die minder gaan stotteren zichzelf (of via een therapeut) spreektechnieken aanleren waarmee zij zich beter leren te redden. Uit zijn onderzoek blijkt dat stotterende mensen tijdens hetspreken hun mond vaak minimaal openen, mede door die verstijvingen. Wat zij kunnen oefenen of zichzelf onbewust aanleren, is het praten met grotere mondbewegingen. Daardoor wordt het voor de hersenen makkelijker om een signaal terug te sturen dat sterk genoeg is voor vloeiende spraak. Het gevolg is geen, of een minder lange stotter." Ik vind zijn beweringen werkelijk tenenkrommend. Volkomen gefocust op symptomen. Praten met grotere mondbewegingen om het voor de hersenen makkelijker te maken??