Bekeuring

Terug in mijn tienertijd. Het beloofde een mooie dag te worden. Het was vroeg in de ochtend en de vogels zongen al hun hoogste lied. Ik reed op mijn fiets door de nog stille stad. Het stoplicht stond op rood maar er was geen auto te bekennen. Door het rode licht rijdend sloeg ik rechtsaf.

Tot mijn grote schrik kwamen er twee agenten aangelopen. De ene agent gebaarde dat ik moest stoppen en kwam verheugd op mij aflopen onderhand zijn bonnenboekje tevoorschijn trekkend.
“Je reed door het rode licht en daarvoor krijg je een bekeuring. Hoe heet je?
”I … I … , met geen mogelijkheid kwam ik verder dan de eerste letter van mijn naam. De agent keek vreemd op.  Hier had hij niet van terug. “Nou, hoe heet je?” vroeg hij nog maar eens. “Weet je je eigen naam niet meer?”
Na mijn voornaam eruit geperst te hebben was daar ook nog een achternaam. Ik blokkeerde volledig. De andere agent werd ongeduldig “kom nou maar mee, we hebben haast, laat haar maar gaan”.

De agent borg zijn bonnenboekje weer op en sloeg mij op m’n schouder met een meewarige glimlach. “Ik moet weer verder” zei hij en liep weg.

Wat een vernedering. Ik werd ontslagen van de bekeuring door mijn gestotter. Wat had ik later op de dag graag verteld over “die rotagent” die mij op de bon had geslingerd. Wat had ik graag de bekeuring betaald om zo een gewone ongehoorzame burger te zijn en vlot mijn gegevens had kunnen geven.
Mijn schaamte was te groot om het ook maar iemand te vertellen en het risico te lopen een lachende reactie te krijgen als: “Nou, daar had je mazzel aan”.

De dag had zijn glans al in alle vroegte verloren.

Als ik nu, inmiddels zoveel jaar later, zou worden aangehouden voor het rijden door rood licht … , zou ik het aandurven om expres heftig te gaan stotteren, om zo onder een bekeuring uit te komen?  Hoe anders zou het dan voelen als de bekeurende agent het op zou geven en mij zou laten staan. Wat een mazzel zou ik hebben.

Ik zal er niet achter komen want ik rijd nooit meer door het rode licht.